Met de gezinsvorming en gezinshereniging in de jaren ’70 en ’80 nam ook het aandeel vrouwen in de Marokkaanse Nederlandse gemeenschap toe.
Omdat de bestaande zelforganisaties voornamelijk door mannen gedomineerde organisaties waren, ontstond ook de behoefte aan organisaties van en voor vrouwen.
In Nederland ontstond in de jaren zestig een arbeidstekort voor zwaar en ongeschoold werk. Daarom gingen werkgevers op zoek naar ‘gastwerknemers’ uit het buitenland.Op 14 mei 1969 ondertekenden Nederland en Marokko in Den Haag een officieel wervingsverdrag.
Vrouwenorganisaties – MVVN
Met de gezinsvorming en gezinshereniging in de jaren ’70 en ’80 nam ook het aandeel vrouwen in de Marokkaanse Nederlandse gemeenschap toe.
Omdat de bestaande zelforganisaties voornamelijk door mannen gedomineerde organisaties waren, ontstond ook de behoefte aan organisaties van en voor vrouwen.
In 1982 leidde dit bijvoorbeeld tot de oprichting van de Marokkaanse Vrouwen Vereniging Nederland, ofwel de MVVN. Khadija Arib, de huidige voorzitter van de Tweede Kamer, was een van de oprichters van de MVVN. Vanaf het begin werd er veel samengewerkt met het KMAN.
De MVVN richt zich vanaf haar oprichting op de verbetering van de positie van vrouwen in de maatschappij. De nadruk ligt hierbij op het recht op zelfbeschikking en solidariteit.
Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het ondersteunen van vrouwen die werken of willen werken, het ondersteunen van vrouwen die slachtoffer zijn van huiselijk geweld, het strijden voor verbeteringen van de positie van de vrouw in het Marokkaans familierecht (mudawannah) en protesteren tegen het gegeven dat vrouwen voor hun verblijfsvergunning in Nederland afhankelijk waren van de verblijfsstatus van hun man.
Ook probeert de MVVN gedwongen achterlating in het land van herkomst tegen te gaan en werkt de MVVN met verschillende andere sociale bewegingen samen.
Nieuwe minderhedennota’s
In de jaren ’80 kreeg het minderhedenbeleid vorm.
In 1981 stuurde minister Wiegel de Ontwerp minderhedennota (1981) naar de Tweede Kamer waarin werd ingezet op het wegnemen van achterstanden, het scheppen van voorwaarden voor emancipatie en het tegengaan van discriminatie.
Eigen organisaties of ‘zelforganisaties’ konden volgens Wiegel in het emancipatieproces belangrijke functies vervullen. Het CDA-VVD kabinet wilde minderheden zoveel mogelijk de vrijheid geven voor beleving van de eigen identiteit. Dat was door de VVD ook al voorgesteld in het Liberaal Manifest uit 1981.
Het eerste kabinet Lubbers stuurde in september 1983 opnieuw een minderhedennota aan de Tweede Kamer waarin de lijn van de vorige nota werd voortgezet.
Organisaties van minderheden die een rol konden spelen in het emancipatieproces konden aanspraak op subsidie maken, ook werd het Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur (OETC) op scholen ingevoerd en ontstond er ruimte om een moslimomroep op te zetten.
In 1989 publiceerde de WRR het rapport Allochtonenbeleid. De WRR ging er in dat rapport van uit dat de migratie naar Nederland voorlopig zou blijven voortduren:
Nederland is een immigratieland. Volgens de WRR was er te veel aandacht geweest voor cultuur en te weinig voor arbeidsdeelname. Het beleid moest daarom meer ‘activerend’ worden.
Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur (OETC)
De officiële taal van Marokko is het Arabisch, maar de meest gesproken taal is het Marokkaans-Arabisch of Darija. Dit is een variant op het Arabisch dat beïnvloed is door het Spaans, Frans en de Berbertalen.
De meeste Marokkaanse Nederlanders, naar schatting 80%, spreekt een van de Berbertalen. Verreweg de grootste groep (70%) van hen spreekt Riffijns, ook wel Tarifit genoemd. Daarnaast spreken Marokkaanse Nederlanders Tamazight (Marokkaanse Midden Atlas), of het Tachelhiet of Tasoussiet (ook Sous Berbers genaamd).
Vanaf de jaren ’70 werd Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur (OETC) aan kinderen aangeboden, toen nog om de remigratie te vergemakkelijken. In de jaren ‘80 werd het mogelijk OETC aan te bieden in het primair onderwijs, toen juist om de integratie te vergemakkelijken. De gedachte hierbij was dat een betere beheersing van de moedertaal zou bijdragen aan een positief zelfbeeld en het aanleren van het Nederlands zou vergemakkelijken.
In 1998 werd het OETC vervangen door het Onderwijs in Allochtone, Levende Talen (OALT), dat werd aangeboden buiten schooltijd. In 2004 werd het OALT afgeschaft.
Dankzij het OETC en later het OALT konden kinderen van Marokkaanse Nederlanders Arabisch krijgen.
Dat was meestal niet de taal die de kinderen thuis spraken, maar veel ouders vonden het wel belangrijk dat hun kinderen de taal leerden. Nadat het OALT in 2004 werd beëindigd, gingen er meer kinderen naar de Arabische lessen die in de Nederlandse moskeeën worden gegeven.
Tegen de beslissing om te stoppen met het OETC en het OALT is veel protest geweest. In 2015 leverde Emcemo in samenwerking met verschillende Turks-Nederlandse organisaties een petitie met 52.000 handtekeningen in bij de Onderwijscommissie voor de Tweede Kamer. Ze willen dat onderwijs in de moedertaal terugkomt op de basisscholen. Volgens de organisaties is afschaffing van de moedertaal in strijd met Internationale verdragsbepalingen, in het bijzonder het Internationale Verdrag voor de Rechten van het Kind.
Samenwerkingsverbanden en koepels: het SMT/ SMN
In 1985 kwam de Landelijke Advies- en Overlegstructuur minderhedenbeleid (LAO) tot stand. De LAO had zowel tot taak om de belangen van etnische minderheden te vertegenwoordigen, als om de regering van advies te voorzien. Het Samenwerkingsverband van Marokkanen en Tunesiërs (SMT) werd in 1986 opgericht en in 1987 erkend om toe te treden tot deze landelijke structuur. Het KMAN voelde zich destijds gepasseerd.
In 1994 volgde de Wet Adviesorganen Minderheden (WAM), waarin een scheiding werd aangebracht tussen de overleg- en de adviseringsfunctie van de LAO.
Het LAO werd in 1997 omgevormd tot het Landelijk Overleg Minderheden (LOM). Het SMT was een van de zeven samenwerkingsverbanden die tot het LOM werden toegelaten. In oktober 2006 veranderde SMT haar naam in Samenwerkingsverband van Marokkanen in Nederland. In 2009 werd de naam veranderd in Samenwerkingsverband van Marokkaanse Nederlanders (SMN) om uitdrukking te geven aan het feit datMarokkanen in Nederland in de eerste plaats Nederlandse burgers zijn. Het SMN gaf niet alleen advies, maar ontwikkelde ook talloze projecten en zette diverse thema’s op de agenda. Zo bemoeide het SMN zich ook buiten de LOM-structuur actief met het maatschappelijk debat. Het opheffen van de LOM-structuur door het eerste kabinet Rutte betekende dan ook niet het einde van het SMN.
Ook op lokaal niveau waren er Marokkaanse koepelorganisaties. Zo kende Amsterdam in de jaren ’90 een Stedelijke Marokkaanse Raad (SMR) waarin het seculiere KMAN onder andere samenwerkte met de Unie van Marokkaanse Moslimorganisaties in Nederland (UMMON). Net als het SMN gaf de SMR niet alleen adviezen, maar ontwikkelde ook projecten gericht op participatie en tegen criminaliteit.
Gebedsruimten
In Marokko is de islam de staatsgodsdienst. De meeste Marokkanen rekenen zich tot de soennitische islam en meer specifiek tot de malikitische rechtssschool. Koning Mohammed VI is zowel wereldlijke als geestelijk leider.
Van de Marokkaanse Nederlanders van 15 jaar en ouder beschouwde in 2015 een grote meerderheid (94%) zichzelf als moslim. Een op de twintig (5%) van de Marokkaanse Nederlanders beschouwt zichzelf als niet-gelovig en 1% beschouwt zichzelf als christelijk.
De meeste Marokkaans Nederlandse moslims (84%) zien zichzelf als soenniet, een kleine minderheid (2%) beschouwt zichzelf als sjiiet en de overige 14% kiest voor een andere omschrijving van de (islamitische) overtuiging.
Al snel ontstond onder Marokkaanse Nederlanders de behoefte aan gebedsruimten en moskeeën. Gebedsruimten ontstonden bij mensen thuis, in pensions of bij bedrijven. Voor speciale gelegenheden, zoals tijdens de vastenmaand of voor het Offerfeest, werd een schoollokaal of een ruimte in een wijkcentrum gehuurd.
Moskeeën en moskeekoepels
Vanaf 1974 werden de eerste moskeeën van en voor Marokkaanse Nederlanders opgericht. Eerst in Utrecht en Amsterdam, later ook in andere gemeenten. Vaak gebeurde dit met steun van het lokale welzijnswerk of christelijke organisaties. Zo werd er door de Wilde Ganzen geld ingezameld voor een moskee in Utrecht.
Inmiddels zijn er naar schatting 180 moskeeën van en voor Marokkaanse Nederlanders. Ook de moskeeorganisaties hebben zich georganiseerd in koepels.
De belangrijkste vertegenwoordiger is de Unie van Marokkaanse Moslimorganisaties in Nederland (UMMON). Deze koepelorganisatie werd officieel opgericht in 1982, maar was al actief vanaf 1977.
De UMMON is lid van het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO).
Mohamed Rabbae publiceerde in 1993 het boek Naast de Amicales nu de UMMON, waarin hij de moskeeorganisatie van spionage en intimidatie beschuldigde en hen – net zoals voorheen de Amicales –“de lange arm van koning Hassan” noemde. Er volgde een tumultueuze tijd met heftige discussies in de Marokkaanse gemeenschap, felle beschuldigingen over en weer, tot aan vechtpartijen tussen moskeebezoekers, open brieven in Het Parool en rechtszaken.
In 1993 concludeerde de Binnenlandse Veiligheids Dienst in haar jaarverslag dat de aantijgingen tegen UMMON als organisatie niet bewezen konden worden, maar dat de BVD wel nadere aandacht zou besteden aan personen binnen en buiten deze organisatie die zich mogelijk aan onoorbare praktijken schuldig maakten.
Door de UMMON-affaire liep de relatie tussen de oude strijdmakkers Rabbae en Menebhi tijdelijk een deuk op, maar al snel daarna trokken ze weer gezamenlijk ten strijde tegen racisme en discriminatie. Ook tussen Rabbae en de UMMON kwam het weer goed. Rabbae bezocht UMMON-bijeenkomsten en was in 2012 met Mohamed Echarrouti (UMMON) één van de gangmakers van het Veiligheidspact tegen Discriminatie, een samenwerkingsverband van onder andere islamitische, joodse, christelijke en LHTB-organisaties.
Naast de UMMON treedt de laatste jaren vooral de Raad van Marokkaanse Moskeeën Nederland (RMMN) regelmatig in de publiciteit als landelijke koepel. De RMMN is een samenwerkingsverband van enkele regionale Marokkaans-islamitische koepelorganisaties dat in 2006 werd opgericht.
Islamitische omroepen en islamitische samenwerkingsverbanden
De islamitische omroepen vielen onder de groep omroepen die bestond uit kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag, de zogenaamde ‘(artikel) 39f-omroepen’ die in 2008 werden omgedoopt tot ‘(artikel) 2.42 omroepen’. Er werd per religieuze stroming slechts één zendvergunning gegeven aan een aanvrager die zo representatief mogelijk moest zijn.
Dit betekende dat verschillende islamitische koepels een zo breed mogelijk samenwerkingsverband aan moesten gaan. Dat viel met een grote diversiteit aan islamitische organisaties en een lage organisatiegraad, niet mee. Het leidde tot een komen en gaan van diverse islamitische samenwerkingsverbanden (IRN, NMR, CGI, SMO, CMO etc), aanvragers en diverse islamitische omroepen (IOS, NMO, NIO en MO). Op 1 januari 2016 verdwenen de religieuze omroepen op basis van artikel 2.42. De NTR ging in 2016 het programma De Nieuwe Maan uitzenden met veel aandacht voor de moslimgemeenschap.
Lees het naslagwerk Zuilen in de Polder; een verkenning van de institutionalisering van de islam in Nederland van Ewoud Butter en Roemer van Oordt voor meer informatie over de organisatievorming onder moslims en het Nederlandse islamdebat.
Discriminatie en racisme
In 1983 werd het principe van gelijkheid en het verbod van discriminatie beter grondwettelijk verankerd in artikel 1 van de Grondwet: alle burgers van Nederland dienen in gelijke gevallen gelijk worden behandeld. Discriminatie op basis van religie, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op andere gronden werd grondwettelijk verboden.
Hierop volgde in de jaren tachtig de oprichting van door de overheid opgerichte meldpunten tegen discriminatie.
Tegelijkertijd veroverde in de jaren ’80 Hans Janmaat met de extreemrechtse Centrum Partij en later de Centrum Democraten zetels in de Tweede Kamer. Het was ook het decennium waarin Kerwin Duinmeijer slachtoffer werd van een racistische moord.
Sindsdien wordt dat jaarlijks herdacht op 20 augustus met een tocht van de Dam naar het Vondelpark, waar het standbeeld Mama Baranka (Moeder Aarde) staat, dat ter nagedachtenis aan hem is gemaakt door beeldend kunstenaar Nelson Carrilho. De anti-racisme beweging was in die jaren behalve op het bestrijden van extreemrechts in Nederland ook sterk georiënteerd op de bestrijding van apartheid in Zuid-Afrika.